In vers 5 wordt Jahwe[h] rocheb ba'araboth genoemd, Hij die door de vlakten rijdt; maar de Ugaritische teksten bewijzen op een manier die nauwelijks plaats voor twijfel overlaat, dat men moet lezen: rocheb ba'arafoth, rijdend op de wolken {Wij handhaven de vertaling "berijder der wolken", door de meest recente vertaling van het Oude Testament (Bible de la Pleiade) overgenomen, ondanks de bezwaren van R. de Langhe, die opmerkt dat de grondbetekenis van het werkwoord rkb niet is "paard rijden op", maar "geplaatst zijn op", "zich neerzetten", "beklimmen". Baäl en later Jahwe[h] zouden geplaatst zijn op een wolk (vgl. Psalm 104:3), wat minder het beeld zou oproepen van een god van het onweer dan van een god van de hemel; het is juist dat Jahweh ook "rocheb sjamayim" is (Deuteronomium 33:26), maar het onweer en de regen waren de daadwerkelijke manisfestatie, die in de ogen der gelovigen gold als die van de god van de hemel (vgl. R. de Langhe, Bible et litterature ougaritique, in het verzamelwerk L'Ancien Testament et l'Orient, Leuven 1957)}. De betiteling wordt dan ook geregeld gebruikt voor de voornaamste god van de Kanaänitische godsdienst, Baäl, berijder der wolken, omdat hij vruchtbaarmakende regen brengt (vgl. 51:III:11; 51:V:122; 67:II:7).